Afbeelding
Foto: Koen Meijeringh

Gerards Coronakrabbels: Deel 48: Prikkie Prikkie (1)

· leestijd 2 minuten Sport

Het coronavirus regeert. Dikwijls beseffen we nauwelijks wat we meemaken en verlangen we terug naar de goede tijden waarin we leefden als ‘God in Nederland’. Een periode die nog maar even achter ons ligt, maar toch zo ver weg lijkt. In de huidige moeilijke periode probeer ik wat verlichting te brengen met een reeks ‘Coronakrabbels’. Over alledaagse dingen in de wondere wereld waarin het coronavirus voorlopig nog steeds de dienst uitmaakt.

Het is een mooie woensdagmorgen in juni. Op mijn vrije dag ben ik vroeg wakker. Ik heb een afspraak in de IJsselhallen. Ik geniet van mijn ontbijt, lees de krant, stap onder de douche en zing een vrolijk nummer van Katrina & The Waves. ‘I’m Walking On Sunshine, wooah, i’m Walking on Sunshine wooah, i’m Walking on Sunshine, wooah, don’t it feel good!!’, zing ik in de badkamer.
Ik hou niet van naalden, maar nog nooit heb ik zo verlangd naar een prik in deze vreselijke tijd. Ik kleed me aan. Ik fiets naar de IJsselhallen en beleef een nieuw hoofdstuk in deze coronaperiode. Ik moet denken aan vroeger. Bij mijn plaatselijke voetbalclub VV Gieten sprak een bekende Gietenaar supporters van de tegenstander met lang haar toe. ‘Knippie, knippie”, schreeuwde hij. Vele jaren later maak ik er ‘Prikkie Prikkie’ van. Het vaccinatieproces is voorlopig immers een tweeluik in juni 2021.

Aangekomen bij de IJsselhallen parkeer ik mijn fiets. Ik zie twee borden; Testen of vaccineren? Ik kies voor de tweede optie. Bij de deur staat een man. “Daar kunt u uw handen ontsmetten. Daarna kunt u doorlopen.” Ik kom aan bij een tafel. Er zit een meisje achter met een blauw shirt. Achter haar zie ik een groot bord met de tekst: ‘GGD, fijn dat je er bent. Good to have you here’. Ik sluit achteraan in de wachtrij. Ik zie dat de rij kronkelt richting een kleine ingang waar ongetwijfeld wordt geprikt. Aan de linkerkant zie ik twee schilderijen aan de muur hangen. Daaronder staan dranghekken. Het is een raar contrast. Ik schuifel verder in de rij en zie mensen die nog snel even een papier invullen. Het schiet op. Ik kom uit in de linkerrij, er staan nog vijf mensen voor me. Weer zie ik een groot bord. ‘We checken je ID, je afspraak en je gezondheidsverklaring’, luidt de waarschuwende tekst.

Het is warm in de hal en ik begin te zweten. Angstzweet? Even later ben ik aan de beurt. “Heeft u een mailbevestiging”, vraagt een mevrouw. Ik zeg tegen haar dat dat niet in de instructies stond. Even later heb ik het mailtje gevonden op mijn telefoon. “Meneer komt voor de eerste prik van Pfizer”, zegt ze. Ik knik instemmend. “Dan kunt u doorlopen naar de andere hal. Gaat u maar naar 4.” Ik neem plaats tegenover een man. Ik zie het prikhokje en een stoplicht die op rood staat. Op de grond staat de mededeling of ik alstublieft op de paarse stip wil wachten tot het licht groen wordt. Ik zit echter prima en laat de paarse stip voor wat ie is. Even later krijg ik groen licht. Ik word begroet door een jonge vrouw en een wat volslanke vrouw. “Papieren graag”, zegt de laatstgenoemde. “Wat is uw geboortedatum. Gaat u hier maar zitten”, vervolgt de jongste van het stel. “Bent u bang? U zweet aardig”, zegt de andere. “Dat is angstzweet”, is mijn antwoord. Vervolgens voel ik iets prikken in mijn arm. “Dit is niet zo erg als testen”, zeg ik. “Wie zegt dat het erop zit”, zegt de oudere vrouw met een serieus gezicht. Ze wacht even, plakt een pleister en lacht. “U kunt gaan, maar u moet wel even een kwartier blijven zitten met het mondkapje naar beneden.”

In de aangrenzende ruimte kies ik voor de eerste stoel die ik tegenkom. Er zijn vijf plekken. Overal zit een schot tussen waar je doorheen kunt kijken. Ik zie een sticker met uitgang-exit erop. Het doet me denken aan een luchthaven, maar toch voelt het anders. Het kwartier wordt door mij afgekapt tot een zeer stief kwartiertje. Na enkele minuten hou ik het voor gezien en al snel ben ik buiten. 

Ik voel me opgelaten en blij. Ik ben ‘gephizered’. In mijn hoofd klinkt een nummer van The Foundations. ‘Baby, now that I’ve found you i can’t let you go. I’ll build my world around you, I need you so’. Ik loop naar m’n fiets en zie een bekende. “Ben jij al geweest”, vraagt hij. “Ja, ik heb het overleefd”, zeg ik met een lach. “Dan is er nog hoop”, is zijn antwoord. Hij zwaait en loopt richting de ingang. Op weg naar een onbezorgde coronatoekomst? Ik heb m’n twijfels.

Gerard Meijeringh