Afbeelding
Fred Sollie

Fraai pleidooi van Vincent van Laar voor koororgel Bovenkerk

· leestijd 1 minuut Cultuur

- Door Fred Sollie -

KAMPEN - In twee orgelconcerten staat het koororgel in de Bovenkerk centraal. Het eerste concert werd zaterdagmiddag gegeven door Vincent van Laar. Hij koos voor een programma met werken van de drie grote Duitse barokke B’s: Bach, Buxtehude en Bruhns.

Geopend werd met het Praeludium in g van Dietrich Buxtehude (1637-1707). Een werk met een sterk improvisatorisch karakter dat door Van Laar fantasierijk werd vertolkt en fraai geregistreerd. Opvallend daarbij was het krachtige, doorzichtige plenum van het orgel.

Na een koraalbewerking van Buxtehude volgde diens Passacaglia. In dit werk koos de organist voor een monotone registratie met de prestant. Op zich een fraai register maar dit werk was boeiender geweest als de registratie wat meer was gevarieerd. Het werk biedt daar tal van mogelijkheden voor. Verder was het spel wat onritmisch wat het contemplatieve karakter van dit werk niet ten goede kwam.

Hierna was het de beurt aan Nicolaus Bruhns (1665-1697), een leerling van Buxtehude. Bruhns verstond de kunst te improviseren op zijn viool en daarbij zichzelf te begeleiden op het pedaal van het orgel. Van Laar speelde van hem het kleine en het grote e-moll Praeludium. De kleine begon lekker brutaal, later ingetogen en speels waarbij diverse klankkleuren van het orgel werden gedemonstreerd. In de vertolking van de grote e-moll kwam de zogeheten stylus phantasticus op monumentale wijze tot uitdrukking, een stijl die gerelateerd is aan de improvisatie, maar gekenmerkt wordt door het gebruik van korte contrasterende episodes en een vrije vorm. Van Laar maakte mooi gebruik van de akoestiek van de Bovenkerk waardoor stiltes in de muziek grote zeggingskracht kregen.

Bach (1685-1750) was vertegenwoordigd in vier werken. Als eerste de vijfde Triosonate. Een razend moeilijk werk dat technisch vlekkeloos werd gespeeld. In het eerste deel miste echter de sprankeling die het tot een feest kan maken. Na het dromerige middendeel werd dat in het derde deel volledig goed gemaakt: bruisend van energie liet Van Laar daarin Bach op zijn grootst horen.

In twee mooi gespeelde koraalbewerkingen (BWV 678 en 688) kwam niet alleen de schoonheid van de afzonderlijke registers naar voren maar viel ook op hoe fraai ze zich mengen.

Het concert werd besloten met een gedreven uitvoering van het Praeludium in d (BWV 549a) waarbij de Kellner-stemming van het orgel lekker wrong in sommige harmonieën.

Vincent van Laar gaf met zijn concert een fraai pleidooi voor de klankschoonheid van dit karaktervolle orgel. Het tweede concert volgt op vrijdagavond 9 juni. Organist is dan Matthias Havinga.