Afbeelding

Rubriek Stedelijk Museum: Snepkan

Cultuur

Tin werd van oudsher gebruikt om van koper brons te maken. Pas in de Romeinse tijd werd het als zelfstandig materiaal gebruikt om kannen, borden, bekers etc. van te maken. Na de ingebruikname van Engelse en Duitse tinmijnen begon het tin aan een grote vlucht voorwaarts. Tal van tinnen voorwerpen werden al voor 1400 in de Nederlanden geïmporteerd. Tin is van zichzelf smaak- en geurloos en op zich niet giftig.

Om het zachte tin te verharden voegt de tingieter vaak wat koper toe en om het tin minder bros te maken voegt hij lood toe. Dat laatste is echter wel giftig. De verleiding was zeer groot om meer lood toe te voegen dan verantwoord was. Om die reden werden tingieters van overheidswege streng gecontroleerd. Voor tinproducten die niet met consumptie te maken hadden, zoals kandelaars, speelgoed e.d. was een hoger loodgehalte toegestaan dan bijvoorbeeld voor tinnen borden, lepels en kannen.

Uiteindelijk legde tin in de 19e eeuw als massaproduct het ?loodje' tegenover het breekbare, maar veel goedkopere keramiek dat bovendien geen onderhoud behoefde. Tin heeft nog wel eens de neiging een donker laagje op het oppervlak te ontwikkelen dat dan weer met zand moest worden afgeschuurd. Afgebeeld is een snepkan, zo genoemd omdat de tuit de vorm van een snavel heeft.

De afgebeelde ?Snepkan' maakt deel uit van de collectie van het Stedelijk Museum Kampen. Wilt u het museum steunen? Word dan vriend via www.stedelijkmuseumkampen.nl.