Op de Dag van de Ondernemer bezocht Wonink talloze bedrijven, waaronder Asia Express. Foto’s: Tennekes.
Op de Dag van de Ondernemer bezocht Wonink talloze bedrijven, waaronder Asia Express. Foto’s: Tennekes. Foto: Tennekes

Wethouder Bas Wonink: ‘We zijn trots op alle ondernemers’

· leestijd 3 minuten Ondernemen in Kampen

(door Alex de Jong @ Attest Communicatie)

De gemeente kampen telt 5.039 bedrijven die zich bij de Kamer van Koophandel hebben ingeschreven. Hiervan zijn ruim 1.200 bedrijven te karakteriseren als familiebedrijven. ‘Maar we zijn natuurlijk trots op alle ondernemers’, vertelt wethouder Bas Wonink, hiernaar gevraagd terwijl in Kampen ‘de week van de ondernemer’ net is gestart. ‘Alleen dat al illustreert onze trots’, zegt hij met een lach. ‘Want waar er landelijk een ‘Dág van de Ondernemer’ is, plannen wij er een hele week voor.’ 

Volgens Gertwin Visscher, sinds februari dit jaar werkzaam als beleidsontwikkelaar economie, en aanwezig bij het gesprek, is het landelijke percentage familiebedrijven 19%. In Overijssel is daarentegen 23% van de bedrijvigheid te karakteriseren als een familiebedrijf. ‘Familiebedrijven zorgen voor veel werkgelegenheid’, weet de wethouder. Gertwin kan dat met cijfers onderstrepen. Gekeken naar gemeenten in de provincie Overijssel, blijkt Kampen het bovendien ‘bovengemiddeld goed’ te doen, kijkend naar het aandeel werknemersbanen bij familiebedrijven per gemeente. ‘Juist de plattelandsgemeenten bieden familiebedrijven veel meer werkgelegenheid dan de grote steden in onze provincie. In Zwolle en Deventer vind je minder werkgelegenheid binnen de familiebedrijven, dan in Kampen.’ Familiebedrijven in Kampen zijn met name in vijf sectoren goed vertegenwoordigd: landbouw (totaal 417 bedrijven, waarvan meer dan de helft, 230 familiebedrijven), horeca (totaal 148 bedrijven, waarvan 45%, dus 66 familiebedrijven), Vervoer en opslag (totaal 119 bedrijven, waarvan 38%, dus 45 familiebedrijven), handel (totaal 921 bedrijven, waarvan 35%, dus 322 familiebedrijven) en industrie (totaal 257 bedrijven, waarvan 35%, dus 90 familiebedrijven).

Andere ‘spirit’
‘We hebben hier natuurlijk een paar behoorlijk grote bedrijven’, vertelt Bas. ‘Denk aan Wezenberg Transport - daar hebben we hier nog een mooi jubileumboek van liggen, maar ook Asia Express Food, waar ik in het kader van De Week van de Ondernemer nog ben geweest; Broshuis, die in de jaren zeventig vanuit Amsterdam naar Kampen is verhuisd om meer ruimte te vinden; Postuma; Uitgekookt… maar denk ook aan de ‘kleineren’, zoals Intertoys van Michiel de Groot, Beekman Mode en ga zo maar door. Familiebedrijven hebben een duidelijke andere ‘spirit’’, stelt hij. ‘Dat familiaire neemt men ook mee met naar hoe men met de medewerkers omgaat, maar ook binnen zoiets als maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ze kijken met een andere blik naar medewerkers, ontslaan ze minder snel - ook wanneer dat misschien wel nodig is. Dat is hun kracht, maar tegelijkertijd ook hun risico. Daarnaast bieden deze bedrijven onze stad een heel rijk verenigingsleven. Heel veel familiebedrijven hebben een nauwe band met vrijwilligerswerk en verenigingen en dat is weer gunstig voor de sport en sponsorschap… familiebedrijven hebben over het algemeen meer binding met de lokale omgeving en de buurt.’

Economisch beleid
Is de gemeente Kampen actiever bezig om de familiebedrijven te faciliteren? Liever nog dan nieuwe bedrijvigheid van buitenaf? De wethouder: ‘Er is echt sentiment voor familiebedrijven, maar ons selectiebeleid is natuurlijk wel gebaseerd op objectief beleid. Om te bepalen welke bedrijven we als gemeente willen verwelkomen, kijk je naar duurzaamheid, werkgelegenheid en dat soort zaken. Maar een lokaal geworteld bedrijf dat te maken heeft met expansie of autonome groei, willen we natuurlijk wel de ruimte geven.’ Hebben familiebedrijven andere wensen dan ‘normale’ bedrijven? ‘Nee, dat niet’, klinkt het. ‘Ze hebben qua werkgelegenheid net zoveel moeite als ieder ander om vacatures in te vullen. Anderzijds hoor ik wel van ze dat het verloop er stukken minder is dan bij de ‘doorsnee’ bedrijven. ‘Mensen werken hier heel lang’, hoor je steevast.’ Dat laatste snapt de wethouder maar al te goed. ‘Tenslotte hebben ze ook richting hun medewerkers een familiaire mentaliteit. Dat betekent dat ze mensen, ook in economisch zwaardere tijden, minder makkelijk op straat zetten.’ Zoals bijvoorbeeld tijdens de coronatijd, zo vertellen de twee. ‘De veerkracht van familiebedrijven is bijzonder. Familiebedrijven zijn eerder bereid om in zwaardere tijden een tandje bij te zetten.’ Dat vertaalt zich eveneens naar grotere loyaliteit van medewerkers, die het familiebedrijf ook een beetje als ‘hun eigen bedrijf’ beschouwen. ‘Dat betekent dat mensen ook samen, na werktijd, makkelijker doorgaan om ‘nog even die klus te klaren’.’ Verder valt hem op dat familiebedrijven meer gericht zijn op continuïteit. ‘Dat maakt dat ze er vaak financieel beter voor staan. Ze werken minder met vreemd geld. En als de nood aan de man is, dan kan er via familiaire banden een stuk gemakkelijker financiële steun worden verkregen. Hierdoor zijn ze veel veerkrachtiger dan andere bedrijven.’

Kennis en expertise
Familiebedrijven zijn hierdoor ook minder geneigd om aan te kloppen bij Regio Zwolle of Kennispoort. Want ook voor kennis en kunde informeren ze binnen het netwerk of binnen de eigen familie. ‘En deels zal het ook de onbekendheid zijn met wat Kennispoort en Regio Zwolle voor hen kunnen betekenen’, denkt de wethouder. Gertwin benadrukt dat juist kennis en expertise vanuit andere bronnen noodzakelijk is. ‘De wereld verandert zo snel, dat kun je binnen je eigen kring nooit allemaal bevatten. Bovendien moet je je realiseren dat hoe je het altijd hebt gedaan, voor de komende twintig jaar niet meer werkt.’ Volgens hem is die ‘worsteling’ bij het MKB steeds zichtbaarder. ‘Denk aan de digitaliseringsslag, maar ook omtrent de vraag hoe we duurzaamheid aanpakken. Ook bedrijfsopvolging is een steeds terugkerend item. In mijn oude gemeente (Oldebroek, red.) heb ik eens een ondernemersechtpaar van in de zeventig gesproken; hun zonen waren al in de veertig, maar hadden het nog steeds niet voor het zeggen in het bedrijf. De ouders konden maar moeilijk de boel loslaten.’ ‘Herkenbaar’, zegt Bas, zonder namen te willen noemen. ‘Voor hen is het bedrijf hun leven. Laten zij het bedrijf los, dan hebben ze niets. Dus gaan ze door met het leven zoals ze dat altijd hebben gekend; zij hebben geen behoefte aan vrije tijd.’

Nick de Vries