Afbeelding
Foto Tennekes

Museum Huys der Kunsten presenteert haar tweede biertje in Middeleeuwse sferen


Door Alex de Jong @ Attest Communicatie

KAMPEN - Het deed bijna Middeleeuws aan; de presentatie van het tweede biertje van Museum Huys der Kunsten. Met muzikale en vocale begeleiding van Kamper ‘minstreel’ Henk Jans, én met een inkijkje in het leven van handelaar, burgemeester én bierbrouwer Henrick Aeltsz. Maar het was vrijdag 11 juni vooral een (terug)blik in het leven van zijn beide kleindochters Gese en Johanna. Deze twee dames maakten, met vlierbloesem als ‘geheim ingrediënt’, een bijzonder nieuw Kamper biertje. Bier met een smaak die - met een knipoog naar de onvolprezen boezems van beide dames - al in de Middeleeuwen werd omschreven als ‘vol en rond’. Als we de verhalen mogen geloven, natuurlijk.

Het bier kreeg de naam Kamper Vreugd en is ‘in iedere horecagelegenheid en slijterij in Kampen te verkrijgen', zo laat Elise van Heck, directeur van Museum Huys der Kunsten weten. ‘Het Ponton, De Stomme, De Veerman, Heer & Meester, Hanzestad, Moods & Roots, en nog zo veel meer…' Een speciaal-bier, gebrouwen voor de kampenaren; gepresenteerd in Moods & Roots, op het podium met rondom - hoe toepasselijk - een doorkijkje naar vele groene bierflesjes. Het is alweer het tweede biertje van Stadsbrouwerij Kampen/Museum Huys der Kunsten. Kamper trots was de eerste; bier met een ‘fijn hoparoma met een vleugje goudsbloem'. Nu heeft Kampen dan ook een bier met vlierbloesem, een speciaal biertje met 5,5% alcohol. ‘Met een zacht-zoete smaak, met een lichtkruidige toets', vertelt Elise. ‘Kamper Vreugd is zoals de zussen Gese en Johanna: een zoet uiterlijk, maar met pit!'
Vandaag, bij de presentatie van ‘haar' tweede biertje, staat Elise van Heck een moment stil bij hoe het inmiddels alweer twintig jaar geleden is dat ‘haar' panden een nieuwe bestemming kregen, en zo voor ‘het historisch besef van Kampen' werden behouden. ‘Volgens archiefstukken zou Museum Huys der Kunsten het eerste ‘steenen' langhuis uit de 13e/14e eeuw zijn geweest. Het pand heeft muren van ruim een meter dik!' Ook weet ze inmiddels met grote zekerheid welke rijke koopman hier heeft gewoond. ‘Zorgvuldig en langdurig onderzoek in het Stadsarchief van Kampen, bracht aan het licht dat Henrick Aeltsz, een steenrijke Patriciër, het liet bouwen en er met zijn gezin woonde van 1440 tot 1480; in de gloriedagen van Kampen en de Hanze.' Koggeschepen brachten de man rijkdom en aanzien. Henrick was in die tijd één van de burgemeesters van Kampen, één van de mannen die vergunningen verleende.

Slecht drinkwater

In de Middeleeuwen veranderde het brouwen van bier van een huiselijke aangelegenheid, voorbehouden aan vrouwen, in een ambacht met grotere hoeveelheden bestemd voor consumptie. Noodzakelijk, want ‘drinkwater' maakte mensen ziek. Om de dorst te lessen, dronk men daarom vooral wijn (voor de rijken) of bier (voor de arme bevolking). Als burgemeester en vergunningverlener, kende Henrick Aeltsz zichzelf het recht toe om op grote schaal bier te brouwen. ‘Het pand aan de Voorstraat is daarmee één van de oudste brouwerijen van de stad Kampen’, aldus Elise. ‘Destijds had Kampen meerdere burgemeesters. Vaak werden ze voor het leven benoemd.’ Dat is vandaag de dag wel anders, zo weet de huidige burgemeester Bort Koelewijn. ‘U had de mogelijkheid om mensen op te knopen’, vertelde hij bij een eerdere kennismaking met zijn vroegere ambtsgenoot. ‘Ook mocht u in die tijd nog mensen een zak met stenen aan de benen binden en hen gebieden om zo door de stad te lopen. Of u liet ze - met die zak stenen om de benen - zo in de IJssel gooien.’
Henrick Aeltsz was naast koopman en burgemeester volgens Elise ook een begenadigd bierbrouwer, daarbij geholpen door zijn kleindochters Gese en Johanna. Een gouden greep, zo bleek. Want al in de Middeleeuwen was de mannelijke bevolking het unaniem erover eens: het bier van deze dames is net zo tongstrelend als dat hun eigen verschijning een lust voor het oog is.
Laat ik eerlijk zijn: bij de uitnodiging liet ik weten beslist geen bierliefhebber te zijn en stelde ik voor mijn vrijdagmiddagborrel te laten bestaan uit een lekker rood wijntje. Toch bestelde ik die niet. Wel proefde ik schoorvoetend een slokje bier van een ander, met de gedachte dat ik het ‘smerig’ zou vinden. Dat was het niet. En dus betrapte ik mij erop snel een tweede slok te nemen, terwijl naast mij fotograaf Richard Tennekes zich, na eerdere complimenten over de smaak van het bier, lachend liet ontvallen: ‘Tjonge, zo op de nuchtere maag komt ‘ie best wel lekker binnen…’