Afbeelding
Christiaan

‘De wetenschapsrubriek van NRC is pure poëzie’

· leestijd 3 minuten Algemeen

(door Christiaan Schutte)

KAMPEN -  Voor de dichter Hedwig Selles (Kampen 1968) is poëzie overal en altijd. Haar associërende brein heeft aan een kentekenplaat – lang leve de nieuwe drielettercombinatie! – genoeg om de woorden te laten opborrelen. De wetenschapsrubriek van NRC handelsblad is voor Selles pure poëzie en het plaatsnaambord Wapenveld transformeert in een veld vol apen.

Poëzie lijkt daarmee welhaast een oerdrift. Verderop in het gesprek, de aanleiding is haar nieuwe dichtbundel ‘Wie hier binnentreedt’, blijkt dat inderdaad zo te zijn. Dat wil zeggen dat Selles vindt dat poëzie een behoefte is van niet alleen haarzelf, maar van ieder mens. “Informatie is, tegenwoordig zeker, overal. Taal is hét middel om die informatie over te dragen. Door het op rijm te zetten, was het veel makkelijker te onthouden.” 

Van het begin van de taal-consumerende mens even terug naar het begin van het interview. De locatie in winkelcentrum Stadshagen is alles behalve toevallig gekozen. Aan het begin van De Wade staat een bank met daarop een strofe van de Zwolse dichter, geboren en getogen in Kampen: ‘Laat de broze katjes neerploffen in je hart’. Selles reageerde destijds op een oproep van de gemeente aan bewoners om met initiatieven te komen voor een herinrichting (lees verfraaiing) van het winkelcentrum. De strofe bleek een schot in de roos, in die zin dat velen er nog altijd even halt houden om zich af te vragen: ‘Wat wordt hier nu bedoeld?’

“Dat was precies wat ik hoopte te bereiken. Ik zet mensen graag aan tot taalconsumptie. Jij hebt er een heel andere associatie bij dan ik en dat komt door het woord katjes.” Gevraagd naar de ware bron van inspiratie blijken dat wilgenkatjes te zijn. Selles: “Hier in de buurt heb je veel wilgen en die geven de omgeving iets warms. Wat je hier eveneens veel hebt zijn jonge gezinnen. Iedereen is aan het werk, gaat naar school, doet boodschappen of heeft om een andere reden haast. Laat ze hier bij dit bankje dan maar even struikelen over de wilgenkatjes en zich afvragen waar het over gaat.” Poëzie werkt daarmee in de ogen van Selles onthaastend en richtinggevend. De louterende werking ervan is echter maar aan een select gezelschap besteed gezien de beperkte belangstelling. Althans dat zou je zeggen. Selles: “Het is maar hoe je poëzie definieert. Rappende jongeren die in een studio zijn net zo goed bezig met poëzie.”  

In welke vorm de dichtkunst dan ook tot ons komt, het vraagt wel om enige inspanning van de hersenen. Is het dan wel zo verwonderlijk dat, in tijden van information overload en sociale media, de poëzie wat ondersneeuwt?  “Wat is er mis mee om even na te denken?”, pareert Selles. Dat de nieuwste communicatiemiddelen en poëzie elkaar niet zouden verstaan, wijst ze resoluut van de hand. “Ik ontwikkel samen met studenten van de Technische Universiteit Twente een app die de gebruiker helpt de fysieke werkelijkheid zoals hij die op dat moment waarneemt, zie hier de tafel waaraan we zitten en het raam waardoor we naar buiten kijken, om te zetten in een gedicht. Momenteel vindt het programmeren van de app plaats.” 

Heel veel meer wil Selles er niet over zeggen. Dat zou prematuur zijn. In tegenstelling tot praten over de dichtbundel ‘Wie hier binnentreedt’ die na de presentatie op 28 november in de boekhandel ligt. “De titel ‘Wie hier binnentreedt’ slaat op mijn gedachtewereld vol  associaties. De lezer mag er zich welkom weten maar ook weer weggaan. En … wegblijven als hij geen zin heeft om er over na te denken.” 

Selles zegt het met het zelfvertrouwen van iemand die weet aardig mee te doen in de eredivisie van  poëten. Schrijver Jan Siebelink en dichter Piet Gerbrandy (tevens essayist en bekend van de Groene Amsterdammer) behoren tot haar gewaardeerde kring van collegae.

Het was laatstgenoemde die haar adviseerde om ‘Wie hier binnentreedt’ van eerste regel van een van de gedichten te verheffen tot titel. “Hij heeft mij geholpen om er een duidelijke structuur in aan te brengen met een begin, middenstuk en eind. Daarmee heeft hij voorkomen dat het van kaft tot kaft één grote associatie is geworden”, zegt een lachende Selles. 

De oud-Kamperse, die eerder andere de dichtbundels IJzerbijt en Schadefreude schreef, mijdt in haar nieuwe bundel de dood, de liefde en het verlangen. Als woorden, want als onbestemd gevoel zijn ze onverminderd aanwezig. “Dat zijn zulke belangrijke thema’s dat ik er vroeg of laat weer bij uitkom. Wel met een omweg. Als dichter die geen uitdaging ziet in zichzelf herhalen, voel ik een blijvende vernieuwingsdrang.” 

Nu zal de kans op herhaling sowieso niet snel op de loer liggen met een brein dat zo snel bruggetjes slaat. Want om in een wetenschapskatern een bron van pure poëzie te zien, heb je veel verbeeldingskracht nodig, toch?  “Nee hoor, het staat boordevol fantastische woorden. Neem het artikel over de vraag waarom de meeste vogels geen adempluim hebben. Het antwoord ben ik alweer vergeten, maar niet het woord adempluim. Wat een fantastisch woord is dat”, zegt Selles terwijl ze op de klok kijkt. Ze moet weg. Schijnbaar komt er ook voor dichters een einde aan een uurtje onthaasten.