Omstreeks 1953
Omstreeks 1953

De Kampenaren van... Kampereiland

· leestijd 3 minuten Algemeen

Stadsgidsen Gerrit Eijlander en Harry van Dijk vertellen de bezoekers van Kampen de bonte verhalen van de stad. In deze rubriek laten zij de geschiedenis spreken en vragen ook uw medewerking. Veel Kampenaren kennen deze geschiedenis nog zelf, dus tijd om ze op te halen. Wilt u uw verhaal kwijt over bijvoorbeeld de sigarenindustrie, Berk, de visserij, de oorlog, mail uw idee dan naar dekampenarenvan@gmail.com Bel 06-12128847 of bezoek ons op Facebook ‘de Kampenaren van…

De Gebroeders Sleurink

Slapen in de voorkamer, in één van de bedsteden, samen met je broers. Drie broers, wel te verstaan, dwarsliggend. Toen ze allemaal te lang waren geworden timmerde vader Sleurink op de hooizolder een heuse slaapkamer. Het is nog echt jaren 50. Niks luxe, maar gewoon en praktisch plezier.



Stadsboer: nee. Koeboer: ja.
Gerrit Sleurink vertelt in zijn, op een prachtige locatie aan de IJssel, tot modern woonhuis omgebouwde koeienstal, over de periode van de grote veranderingen voor de Kamper ‘stadsboeren’. ‘Stadsboer’: daar trekken we direct een streep door. Want deze term is geen correcte aanduiding, werd gebruikt door de op Kampereiland bestaande boeren. Geen geuzennaam, dus de juiste beroepsomschrijving in het vervolg gebruiken: koeboer.

Nieuwkomers
De gevestigde boeren op het Kampereiland keken een beetje neer op de nieuwkomers uit de stad. Zij hadden veel personeel en waren al jaren boer op het eiland. Als ze naar de stad gingen deden ze dat met hun dure koetsjes. Hoewel de boerderijen door de gemeente gebouwd waren, beschouwden zij deze als hun eigendom. Zij torenden op hun 2,5 meter hoge terpen als het ware boven de nieuwe, op vaste grond gebouwde, boerderijen uit. De Afsluitdijk [1932] zorgde ervoor dat het eiland niet meer onderstroomde. Deze eerste boerderijen werden op de nog in de jaren 30 ingedijkte polders gebouwd. Bekende polders: de Ketelpolder, Rechterveld polder, Willem Meyer polder, Strikkenpolder en de Zwartemeerpolder.

Een plattegrond van de kavels waar nu de wijk Cellesbroek op gebouwd is.


Van 70 naar 10 naar 4 naar 2 naar 0
Groenestraat 120, daar waar zijn ouders in 1942 kwamen te wonen, is hij in 1950 is geboren. De familie woonde het hele jaar op de deel. In de winter kwamen daar hun 14 koeien bij. Op de deel een tafel, een provisorische keuken met fornuis. In de boerderij stonden de koeien op een verhoging, als het dan hoog water was stonden ze droog.
In de zomer van 1956 gingen de koeien van Sleurink voor de laatste keer door de Broederpoort naar hun kavel, daar waar nu volkstuinvereniging ‘Onze Tuin’ is gevestigd. Op een gegeven moment, zoals in alle IJsselsteden, moesten de Kamper koeboeren de stad uit. In Gerrits’ geboortejaar waren er nog 70 koeboeren in de stad. In 1960 nog 10, in 1970 nog 4 en in 1980 nog 2. In 1990 was Teunis van Zuthem de laatste. Tussen 1950 en 1960 werd de grote uittocht ingeluid. Met de, gehuurde, door de gemeente gebouwde boerderijen, konden de boeren in groter verband van start gaan. Bijvoorbeeld met het geld van hun opgekochte stadsboerderijen, konden zij hun veestapel uitbreidden.

‘Het is gelukt!’
Een moment wat Gerrit nog in het geheugen gegrift staat: 1955, vader komt thuis en zegt tegen moeder: ‘Het is gelukt! Over een paar jaar gaan we hier weg.’ Moeder vraagt: ‘Waar gaan we dan wonen?’ ‘Bij Wolter van der Kamp, achter het Noorddiep’.

Een plattegrond van de kavels waar nu de wijk Cellesbroek op gebouwd is.

Op naar het nieuwe huis
In het voorjaar van 1957 gaan de koeien naar het Kampereiland. De familie was al verschillende keren op de toekomstige woonplek in de Pijper gaan kijken en hadden de bouwwerkzaamheden gevolgd. De nieuwe boerderij en het huis was vergeleken met de Groenestraat kolossaal groot. De laatste zondagmiddag werd er met de meisjes uit de straat nog wat keet geschopt. Daarna was het afgelopen, de gezelligheid van de straat moest je daar missen. Alles werd ingepakt in kisten en Willem, de melkrijder, bracht ze naar het eiland. Als laatste werd de kat in een vogelkooitje op de wagen gezet. Op de Pijperstaart aangekomen werd die uit zijn kooi bevrijd en nooit weer teruggezien.

Het huis was nog in aanbouw en daarom woonde de familie in de schuur, de vijf zonen sliepen in de paardenstal. Er was geen waterleiding, elektriciteit of riolering. Elke dag werd er van de melkfabriek, als retourvracht, twee bussen water gebracht. Er werd een aggregaat gekocht om stroom op te wekken en moeder deed de was….in de sloot.

De jaren strijken voorbij
Tegen de herfst is het huis en de stal klaar en wordt met wonen begonnen. Er wordt een pomp geslagen voor het vee op stal. Pas in 1958 is er waterleiding en elektriciteit. De eerste trekker wordt in 1964 aangekocht. Gas komt er pas in 1980 en 2006 [!] riolering. In dat jaar zijn de voorzieningen pas weer dezelfde als bij vertrek uit de Groenestraat in 1957. Het was goed boeren op het land, waarvan een deel in de Kardoezen (oud woord voor aanwas) lag. Veel boeren wilden dit stuk niet hebben, er waren te veel sloten. De dijk deelde het land in een hoog en laag deel waardoor er in droge en natte periodes altijd voldoende opbrengst was.

In 2003 is, volgens de bestaande ’65-jaar-regel’, Gerrits’ broer gestopt. Er was geen opvolger.

Lees ook:
De Kampenaren van... De Groenestraat.
De Kampenaren van... Het Kleinste Huisje.
De Kampenaren van... De Vischrookerij.
De Kampenaren van... De Hanzestad Compagnie.