Afbeelding
Bas Wilberink

Populatie weidevogels in polder Mastenbroek staat onder druk

· leestijd 2 minuten Algemeen

(door Bas Wilberink)

MASTENBROEK - De weidevogels in Mastenbroek hebben een slecht jaar achter de rug. Volgens boer Henk Pelleboer, gevestigd op de grens van gemeenten Kampen en Zwartewaterland, was zelfs bij 70 tot 80 procent van de eieren en jongen op zijn land sprake van predatie (opgegeten door een ander diersoort).

 

Hij en andere weidevogelliefhebbers zijn daarom blij met het extra geld dat staatssecretaris Martijn van Dam onlangs beschikbaar stelde voor het landelijke pilotproject ‘Red de weidevogels’.

Echt weidevogelgebied, noemt Pelleboer de polder Mastenbroek: de broedlocatie van voornamelijk de grutto, kievit en tureluur. Maar ook de scholekster en de wulp zijn jaarlijks te vinden in dit buitengebied van de drie gemeenten Zwartewaterland, Kampen en Zwolle. Het broedseizoen duurt van ongeveer begin februari tot en met juli. Tot dat moment hebben boeren de tijd hun land goed leefbaar te maken voor de komst van de weidevogels. Of zoals Pelleboer dat noemt: het spreiden van het bedje. Dat gebeurt onder andere door de aanleg van zogeheten plasdrassen (onder water gezet grasland). Ook Pelleboer heeft er drie.

“We hebben er sinds kort één bij”, vertelt hij. “Doordat we het niet te veel bemesten, maar slechts met een beetje vaste mest (geen kunstmest, red.), wordt het land schraler, kruidrijker en bloemrijker. De kievit kan daar mooi zijn nestjes in leggen. In deze plasdrassen bevinden zich ook veel insecten, wat voedsel betekent voor de vogels.”

Belangrijk daarbij is ook dat het gras niet te snel gemaaid wordt. Daarom hanteert Pelleboer een verlate maaidatum van na 15 juni. Reden daarvoor is dat een deel van de jongen medio juni nog niet is uitgevlogen. De Mastenbroeker boer werkt zo langzaam toe naar de realisatie van 33 procent weidevogelvriendelijk gebied. Maar voor niets komt de zon op.

“Als boer voel ik een grote verantwoordelijkheid voor de weidevogels. Zo’n 80 procent van de grutto’s broedt namelijk op onze graslanden. Maar daarnaast zij wij ook ondernemer. Alle boeren zijn natuurlijk natuurliefhebbers. Maar het weidevogelgeschikt maken van het grasland kost geld.”

De grasopbrengst is namelijk minder, evenals de kwaliteit daarvan. “De consument is daarom nu ook aan zet, door te kiezen voor de producten van boeren die alles doen voor de weidevogels”, vindt Pelleboer. “Gelukkig zie ik dat mensen biodiversiteit steeds belangrijk gaan vinden. Ook willen ze weten waar hun voedsel vandaan komt. Daarnaast zorgen wij ook zelf voor extra middelen voor de bescherming van weidevolgels. Met Vogelbescherming Nederland heb ik een kaas op de markt gebracht, waarvan 1 euro van elke verkochte kilo naar dat doel gaat.”

De maatregelen voor het weidevogelvriendelijk maken van het grasland zijn hard nodig, volgens Pelleboer. Want het gaat niet goed met deze dieren. Hoewel hij in vier jaar tijd van twintig naar tachtig broedparen op zijn land ging, waren de afgelopen jaren matig. “We denken dat dat dit jaar komt door het verdwijnen van de muizen, waarschijnlijk door ziekte, net op het moment dat de weidevogels in februari aankwamen. Hermelijnen en andere marterachtigen moesten daarom op zoek naar ander voedsel. Met als gevolg dat bij 70 tot 80 procent van de eieren en jongen predatie plaatsvond.”

Dat is althans de gedachte, want 100 procent zeker weten doet Pelleboer het niet. “Als onze aanname niet klopt, hebben we een probleem, want dan weet ik het echt niet. Vorig jaar was ook al geen best jaar, dus dan kan het hard achteruit gaan.”

En dat mag niet gebeuren, benadrukt hij. “Weidevogels zijn prachtig. Het hoort gewoon bij het landschap, bij Nederland. Dat moet je behouden. Je moet er toch niet aan denken dat ze er niet meer zijn? We moeten er als boeren en natuurorganisaties samen wat aan doen en de predatie verminderen.”