Afbeelding
Tennekes.

Column Economiewethouder: Het bordje van de boer

· leestijd 2 minuten Algemeen

Niet vaak kreeg ik zo veel reacties op een column als vorige maand naar aanleiding van ‘Koemelk’. Vanuit politieke hoek trokken GroenLinks (raadslid Niels Jeurink) en ChristenUnie (provinciaal statenlid Renate van der Velde) samen op in hun kritiek: ik zou eenzijdig ‘trots zijn op de boer’ en te weinig oog hebben voor bijvoorbeeld dierenwelzijn, klimaatverandering en stikstof.

Toch heb ik mijn pleidooi voor een herwaardering van onze exportgerichte landbouwsector heel bewust gehouden: ons land en klimaat zijn daarop uitermate goed ingericht en de kwalitatief hoogstaande, betaalbare producten dragen bij aan internationale solidariteit en de strategische positie van Nederland in de wereld. Maar natuurlijk valt er meer over dit onderwerp te zeggen dan in een column past.

Boer en burger

In het huidige landbouwdebat hoor je vooral de uitersten: of het nu gaat om Farmers Defence Force of Wakker Dier, om Forum voor Democratie of de Partij voor de Dieren. Soms wind ik mij vaak enorm op. Tegelijkertijd is het denk ik ook een gevolg van de steeds groter wordende kloof tussen ‘boer en burger’. Veel burgers denken bijvoorbeeld dat in de veehouderij dieren slechts als productiefactor worden gezien, terwijl veel boeren de ervaring hebben dat hen allerlei eisen ‘door de strot’ worden geduwd en hun vakmanschap wordt genegeerd.

Put your money where your mouth is

Daarom is het belangrijk dat er wetenschappers zijn zoals Ingeborg de Wolff en Theun Vellinga (beiden Wageningen UR). Afgelopen juli schreven zij een boeiend stuk in NRC Handelsblad, waarin zij stellen dat teveel maatschappelijke vragen en wensen op het bordje van de boer worden gelegd. Hij is immers slechts een schakel in een grote keten die onder andere bestaat uit toeleveranciers, logistieke partijen, groothandels, supermarkten en natuurlijk de consument. ‘Samen vormen zij een keten van onderlinge afhankelijkheden. Iedere partij daarin moet worden aangesproken op zijn verantwoordelijkheid voor verduurzaming’, aldus beide deskundigen. Door die onderlinge afhankelijkheid zijn de mogelijkheden van de boer - die de afgelopen decennia al enorme vooruitgang heeft geboekt op het gebied van dierenwelzijn, duurzaamheid en milieu - beperkt. Dit gebrek aan mogelijkheden wordt nog eens versterkt doordat supermarkten vooral concurreren op de laagte prijs en consumenten nauwelijks bereid zijn meer te betalen voor hun eten en drinken. Je kunt geen eisen aan de boer blijven stellen zonder daarvoor fatsoenlijk te betalen. Oók hier geldt dus: put your money where your mouth is.

Hoe verder?

Met beide wetenschappers ben ik van mening dat er een verantwoordelijkheid op de schouders van de overheid ligt om een balans te zoeken tussen voedselveiligheid, internationale voedselzekerheid, een gezonde planeet en een bloeiende economie. Maar misschien is nog wel het belangrijkste dat we het debat over de landbouw niet aan de extremen overlaten. Dat leidt in mijn ogen tot niets. Er is een maatschappelijke dialoog nodig die de kloof tussen boer en burger dicht. En een dialoog voert de boer niet in zijn eentje. De overheid trouwens ook niet. Dat kan alleen samen.

Geert Meijering (CDA)

Wethouder Economische Zaken

g.meijering@kampen.nl