M'n opa naast de boerderij op het aardappelland. Met bosschage die naar de IJssel loopt.
M'n opa naast de boerderij op het aardappelland. Met bosschage die naar de IJssel loopt. Foto: Archief Klaas-Jan van Gelder (1950

Oorlogsverhalen uit Groot-IJsselmuiden editie 2023

· leestijd 2 minuten Algemeen

(Verhalen door Robert van den Belt)

Dit jaar is het 78 jaar geleden dat op 14 mei 1940 het Nederlandse leger zich overgeeft aan Nazi-Duitsland. Een tijd van terreur, racisme en honger stond de Nederlandse bevolking te wachten.

Er zijn steeds minder mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Daarom is het belangrijk dat deze verhalen worden doorgegeven. Vlak na de oorlog werd er maar weinig over gepraat. Vandaag de dag zie je dat iedereen er anders mee om gaat. In navolging van de editie ‘Oorlogsverhalen uit Groot-IJsselmuiden 2022’ gaan we in 2023 in gesprek met Klaas-Jan van Gelder over onderduiken in eigen woonplaats (Zalk), met André en Wijke Klumpje over hun vader Dries Klumpje (IJsselmuiden) en met Geuje van der Linde over Rotterdamse evacués (Kampereiland). 

Verhaal 1: Klaas-Jan van Gelder, Zalk 

Normaal gesproken ga ik graag naar Zalk toe, maar doordat de agenda’s van Klaas-Jan en mij niet helemaal naast elkaar passen, gaan we telefonisch in gesprek. 

“In de nadagen van de oorlog kwam er een man bij mijn opa op de boerderij aan het Veerpad. De boerderij staat er niet meer i.v.m. stroomuitbreiding van de IJssel. De man kwam bij mijn opa met de vraag, ‘Hoe moet ik over de IJssel.’ Mijn opa gaf het antwoord dat hij dan bij het veer moest zijn. Er lag een ponton gelegen bij de IJsselbrug bij Zwolle. De man bleef aandringen, ‘Ik moet de IJssel over.’ Na aandringen van de man was mijn opa er klaar mee en stuurde de man weg. Die avond kwam veldwachter Weidenaar naar de boerderij van mijn opa. Hij kwam met de vraag ‘Toon deze twee mensen moeten over.’ Achter de boerderij lag een stapel met takkenbossen. Onder die takkenbossen was een schuilkelder geïmproviseerd en er lag een boot. Daarnaast lag er ook een oude schuit aan de oever als dekmantel. Zo dachten de Duitsers dat de boot nooit gebruikt werd. Mijn opa ging vermoedelijk met de buurman en met de twee mannen in de richting van de takkenbossen.

Het Zalkerbos lag rondom het huis. De man die mijn opa die middag had weggestuurd had zich verstopt in een bosschage van het Zalkerbos. Op een gegeven moment ziet de man schimmen in de richting van de boot gaan en komt tevoorschijn met de boodschap, ‘Ik moet ook over.’ Argwanend vraagt mijn opa aan de man, ‘Wat is het wachtwoord?’ Dat wist de man niet, maar hij moest wel over. De man deed erg zijn best om over te komen en zei zelfs de woorden, ‘Ik ben te vertrouwen.’ Uiteindelijk geven ze hem de voordeel van de twijfel en nemen ze de man mee de boot in. Ergens midden op de IJssel stoppen ze de boot. Mijn opa vraagt nogmaals om het wachtwoord. De man weet het weer niet. De spanningen lopen hoog op en mijn opa en de buurman maken de keuze om de man over boord te kieperen. Ze houden hem aan zijn voeten vast. De man blijft zeggen, ‘Ik ben te vertrouwen.’ Uiteindelijk krijgt de man de opdracht van beide heren om op zijn knieën het Wilhelmus op te zeggen. Dit doet de man en ze varen verder. Ze zetten de drie mensen af en gaan weer terug naar de boerderij. Bij mijn opa breekt angstzweet uit en de komende twee dagen zoeken ze elders een onderkomen. Nadat twee dagen rondom de boerderij het rustig blijft, keren ze weer terug. Een aantal dagen na de bevrijding komt er een jeep op de dam rijden. In de jeep zit een Canadese bestuurder en een man in een pak. De man stelt zich voor aan mijn opa en vertelt dat hij lid was van de staf van Prins Bernhard. Mogelijk bij de Irene Brigade. Mijn opa herkent de man. Hij herkent hem als de man die hij niet vertrouwde, maar toch heeft overgezet.” Wie is er te vertrouwen en wie niet? Dat is een moeilijke kwestie in oorlogstijd.

Nick de Vries