Afbeelding

Streekhistorie in de spiegel van oude namen (26): Overijssel

· leestijd 2 minuten Algemeen

(door Sybren Gerlofsma)
Van de ooit aan nederzettingen, verbindingswegen, wateren en andere landschapselementen gegeven namen is de betekenis vaak niet meer algemeen bekend. Toch hebben deze ons soms iets te zeggen over de omgeving tijdens het ontstaan van die naam. Samen met gegevens uit bronnen en bodemvondsten dragen ze bij tot meer inzicht in de ontwikkeling van de streek. Deze aflevering gaat over het vaststellen van de grens tussen Overijssel en Gelderland.

Betekenis van grenzen
Een tijd geleden werd naar aanleiding van deze serie aan mij gevraagd of ik kon verklaren waarom Kampen als enige Overijsselse stad niet 'over de IJssel' ligt.

Het antwoord op deze vraag heeft te maken met het ontstaan van onze grenzen. Vanaf het begin heeft de mens behoefte gehad om bruikbare grond af te bakenen. De betekenis van tal van woorden is verwant met het begrip begrenzing.

Zo is het woord 'tuin' afgeleid van 'thuun', een vlechtwerk van wilgenteen, waarmee een lap grond werd begrensd. De oorspronkelijke betekenis ging over op het terrein binnen deze 'omtuining'.

In het oosten van ons land kenden we in vroeger eeuwen de marke, de gemeenschappelijke grond die werd 'gemarkeerd' door de dorpsgrens.

De huidige provinciegrenzen liggen op de plaats van vroegere natuurlijke barrières tussen gebieden van verschillende landheren. Behalve rivieren bestonden deze uit ongebruikte moerasachtige streken, aangeduid met 'broke'. Ze vormden een onderbreking in het benutte cultuurlandschap. Dit begrip leeft voort in het naamdeel -broek van de namen Hattemerbroek, Oldebroek en Zalkerbroek, die we vinden in de streek tussen Veluwe en IJssel.

Ontginning van twee kanten
Na circa 1150 werd de ontginning van deze streek ter hand genomen, zowel vanaf de zijde van het gebied van de graaf van Gelre (de Veluwe) als vanaf dat van de bisschop van Utrecht (Salland met de plaatsen IJsselmuiden en Wilsum).

Vanaf de Veluwe ontstonden de ontginningen Hattemerbroek en Oldebroek, vanaf de IJssel die van Kamperveen en Zalkerbroek. Toen in de veertiende eeuw het hele gebied ontgonnen was, ontstond er onenigheid over de exacte grens tussen de gebieden van de Gelderse graaf en de Utrechtse bisschop. Dit blijkt uit een geval van landjepik omstreeks 1377, waarbij de inwoners van Oosterwolde land van de Kamperveners in bezit hadden genomen.

Als reactie hierop verklaarde de toenmalige bisschop Arnold van Horne dat bij Kamperveen ten onrechte en met geweld land was afgenomen ten behoeve van het dorp Oosterwolde en dat hij dit land zou terugnemen en een rechte scheiding zou aanwijzen in de vorm van een gracht tussen Kamperveen en Oosterwolde.

Zo werd het laatste deel van de grens tussen Gelderland en Overijssel zichtbaar gemaakt door een gegraven water tussen Oldebroek en de Zuiderzee, de Gelderse Gracht. Zuidelijk van het Zalkerbroek was de grens al eerder vastgesteld en zichtbaar gemaakt door de aanleg van het gegraven water de Stouwe met aan de Zalker kant een waterkering, de Gelderse kade.

VRAGEN EN REACTIES
Als u vragen hebt of wilt reageren, kan dit rechtstreeks bij de schrijver via syger.div@gmail.com.