Afbeelding
Archief Jenny Schrijver - Brink.

Verhalen uit Groot IJsselmuiden: Mijn jeugd in de Koekoek

· leestijd 3 minuten Algemeen

(door Jenny Schrijver - Brink)

Naar aanleiding van de rubriek Verhalen uit Groot IJsselmuiden in De Brug, gingen mijn gedachten terug naar mijn jeugd in de Koekoek. Het was nog rustig op de weg, fietsers, brommers, trekkers en de enige bewoner die een auto had was “Gait” Gerrit Schinkel. Die werd dan ook nauwlettend in de gaten gehouden: “Zol ie een vergadering hebb’n of zol ie zien dochters uit de gym halen?”

Als ik aan die tijd terugdenk was het een rustig bestaan. Mijn ouders die altijd samen op het land waren om stokbonen te plukken of met een groepje in een rij aan het wieden waren. We kregen zo nu en dan wel het nodige te horen, wanneer er sla of andijvie doordraaide. Niet gek als je ’s morgens om vier uur ‘s ochtends opstaat om alles op tijd aan de veiling af te leveren en als je dan ziet dat van Pijkeren die prachtige producten op een wagen had liggen om het naar zijn koeien te brengen, dan is dat een hard gelag.

Ons land grensde aan het land van de familie Keijzer die een kas hadden waar ze perziken in verbouwden. ’s Middags als we uit school kwamen stond er wel eens een doosje met perziken. Wat waren die heerlijk! Buurvrouw Keijzer noemden we juffrouw Keijzer. Ze was een lieve buurvrouw die een beetje afstak bij de rest van de buurvrouwen. Misschien omdat ze Hollands sprak en ook niet zoals mijn moeder met lange uithalen over het land schalde “Jááááááááán”, maar gewoon een fluitje had om door te geven dat het eten klaar was.

Tegenover ons woonden Hendekien en Gait Klooster en Griet en Johannes Schinkel. Waar we op zaterdag naar Zwiebertje mochten kijken en we warme ranja en een krentenbol kregen. Dan hadden we nog als buren Hendekien en Gait Brink, Dorus en zus Kalter en iets verder op Gait van Kloas (van den Berg) en niet te vergeten de stoetenjongens (Bottenberg) Het dagelijkse verkeer was iedere dag bijna het zelfde: Hillegonda, die altijd met zichzelf aan het woord was en meestal  een jute zak met hooi achter op de fiets had voor de koeien die ze ging melken. Omdat we niet zoveel beleefden, hielden we haar nog wel eens aan om te vragen om sigarenbandjes voor ons te sparen. Dan hadden we nog Mense de Rolle (van de Belt) met de trekker en zijn kar met melkgerei. En Kornelis Koeleman die sloten ging schoonmaken en die zijn hele fiets vol had hangen met attributen zoals een zeis en een blauw akertje.

De Koekoek was nog aardedonker ’s avonds en de weg vaak slecht begaanbaar als de wegwerkers Jan Aarten en Jan Bos weer bezig geweest waren om de gaten te vullen. Wat een zegen toen de weg geasfalteerd werd in 1963. Van pa en ma’s zuur verdiende centen kreeg ik toen rolschaatsen.

De dochters van Gait Schinkel schaften een brommer aan en ’s zaterdags na een wasbeurt reden ze de Koekoeksweg op en neer om zo hun lange haren te laten drogen. Ik herinner me ook nog de Turkse gastarbeiders die op de blikfabriek werkten. Ze moesten leren fietsen en dat werd op de Koekoeksweg uitgeprobeerd. Mijn zusje die ook wat opgevangen had kwam thuis en vertelde “pappe, de kurken bin an t fietsen”. Weer later kwam er ook verlichting, een droom die werkelijkheid werd en zo werd de Koekoek minder eng voor meisjes.
De Koekoek was goed in beweging de eerste kassen werden gebouwd. In 1962 werd bij ons de kas gebouwd en met mijn dialect vertelde ik aan meester Vos dat mijn vader een kaste had. De meester kwam eens poolshoogte nemen omdat hij dacht dat we een duivelskastje (TV) hadden gekregen.

De tuinders die altijd hun producten zelf naar de veiling brachten lieten dat steeds vaker over aan Gait en Bennie de Kuper (Wezenberg). Gait, die altijd ploeger was geweest bij de tuinders, kreeg door de aanschaf van machines steeds minder werk en ging over op het vervoer van groente naar de veiling. En zo groeide de Koekoek steeds maar door en is er geen weg meer terug. Steeds meer Koekoekse grond verdwijnt onder het glas, er moet tenslotte wel wat verdiend worden.
Terugkijkend naar mijn jeugd kan ik rustig stellen dat mijn ouders het heel zwaar hebben gehad maar dat wij als kinderen een prachtige tijd in de Koekoek hebben gehad. Ondanks de zorgen zei mijn moeder dat ze het zo weer over zou doen, maar voor mij zelf had ik besloten om nooit met een tuinder te trouwen.

Omdat deze rubriek zo graag gelezen wordt, en er nog zoveel verhalen te vertellen zijn, gaan De Brug en het Beste van Kampen in 2022 verder met het vertellen van verhalen uit Groot IJsselmuiden. Heb je zelf een verhaal te vertellen, of zou je mensen willen interviewen om hun verhaal op te schrijven? Stuur een mail naar hetbestevankampen@sambiq.nl.

Nick de Vries